Naakte keizer Trump dwingt Europa tot De Derde Weg

Picture of Michel Don Michaloliakos

Michel Don Michaloliakos

In het kort

    • Strategische autonomie is een illusie: De EU moet niet streven naar volledige geopolitieke en economische onafhankelijkheid, maar inzetten op strategische afhankelijkheid om haar invloedssfeer te vergroten en competitief te blijven.

    • De Derde Weg als alternatief: Europa moet nauwer samenwerken met middenmachten zoals India, Canada en Japan om een geopolitieke tegenmacht te vormen tegen Amerikaanse en Chinese dominantie.

    • Multilateralisme en pragmatisme: De EU moet inspelen op trends zoals informele allianties, regionalisering en compartimentalisering om haar geopolitieke positie te versterken en multilaterale samenwerking te hernieuwen.

Update Europa | Het presidentschap van Trump is een zelffelicitatie waard: Europa is noodgedwongen puber-af. In zijn verraderlijke speech in München – een cynisch knipoog van het lot? – vuurde Vance de laatste torpedo af op de belangrijkste pilaar van de naoorlogse wereldorde: de innige trans-Atlantische samenwerking. De hoogste tijd voor onze geopolitieke volwassenwording. Hoe kunnen wij de Europese stem – grillig, schel en fragiel als die is – verstaanbaar maken en houden in een wereldorde die voor onze ogen afbrokkelt? 

Als Europese remedie tegen Trumpisme bepleiten velen ‘strategische autonomie’. Onder dit beleidsmotto streeft de EU naar meer geopolitieke zelfstandigheid. Onafhankelijker worden van de Amerikaanse veiligheidsparaplu en de Chinese fabriek is het devies. 

Die wens moge begrijpelijk zijn. Oud-Eurocommissaris Frederica Mogherini gebruikte de term strategische autonomie voor het eerst in officiële EU-documenten in 2016, tegen de achtergrond van oprukkend Trumpisme. Nu Trumpisme levensbedreigende vormen aanneemt, wil de EU zich nooit meer uitleveren aan de grillen van een grootmacht, die ons kan domineren. Terecht. 

Toch is strategische autonomie een misleidende bestemming in een diepgaand verbonden wereld, zelfs voor de EU als economische gigant. Dit geldt voor strategische autonomie in zowel productie als besluitvorming. De dure illusie van autarkie en een invloedsbenemende blinde vlek in de multipolaire wereldorde  liggen op de loer.

Peperduur 

Ten eerste, strategische autonomie voor wat betreft onze productie is peperduur. Jaarlijkse kostenpost: 2 tot 5% van het Europese BBP. Dit hoge prijskaartje is het gevolg van de benodigde investeringen in talrijke productieketens en infrastructuur. Binnen de Europese begrotingsregels is dit voor de meeste landen onhaalbaar, ook gezien de schuldenpositie van veel lidstaten. 

En let wel: dit leidt ten dele slechts tot een vervanging van bestaande productiecapaciteit, en niet eens tot een opschaling. Daarnaast stuiten investeringen van deze omvang op de grenzen van de Europese arbeidsmarkt en energievoorziening. Bovendien dreigt dan het spook van inflatie. 

Natuurlijk, in specifieke gevallen is de gewonnen autonomie de hoge prijs dubbel en dwars waard. Denk aan de broodnodige opschaling van de defensie-industrie, zelfstandige infrastructuur voor AI-systemen en ruimtevaarttechnologie. Europa moet vooral inzetten op hoogwaardige, arbeidsextensieve industrieën.

Maar meer dan eens overstijgen de benodigde kosten de gewonnen autonomie, als die al behaald wordt. Slechts beperkte winst wordt bijvoorbeeld behaald met de (weder)opbouw van industrieën van zonnepanelen, windmolens, kunstmest en wellicht zelfs batterijen. Ook moeten er scherpe keuzes gemaakt worden welke grondstoffen Europa zelf wil delven en verwerken.

Nu al dreigt deïndustralisering als gevolg van hoge energieprijzen en -schaarste. Daarom doet de EU er verstandiger aan om haar afhankelijkheden – van wie en voor wat – heel strategisch te kiezen in plaats van in te zetten op autonomie. 

Indien dat niet gebeurt, kan het verlies van comparatieve handelsvoordelen en economische inefficiënties grote schade berokkenen aan de Europese concurrentiepositie. Hogere productiekosten en inflatie hollen dan de Europese welvaart en slagkracht uit. Met juist minder strategische autonomie en de groei van onfrisse partijen tot gevolg.

Bijkomend gevaar is dat deze route de regelzettende macht van de EU kan beschadigen, wegens een nog sterkere relatieve afname van de Europese economie ten opzichte van het wereldwijde BBP. Bovendien kan het hoge prijskaartje ten koste gaan van het Europees vermogen om te investeren in fundamenteel onderzoek, hoogwaardige innovatie en R&D. 

Invloedssfeer 

De kwestie van Europese strategische autonomie qua besluitvorming ligt ingewikkelder. Enerzijds moet Europa zich nooit meer de wil laten opleggen door een grootmacht en autonoom worden in haar machtsuitoefening. Dat impliceert volledige beslisautonomie. Anderzijds doet een fixatie op autonomie geen recht aan de geopolitieke realiteit en kan zelfs de Europese invloedssfeer verkleinen. 

Immers, wereldwijde ontwikkelingen hebben via handel, innovatie, regulering, oorlog, conflict, terrorisme, internationale organisaties, culturele uitingen, en online interactie een directe invloed op het welbevinden van Europeanen. Daarom zou Europa er alles aan gelegen moeten zijn onze invloedssfeer, direct en indirect, te vergroten – ook om onze regelzettende macht te versterken en beschermen. 

Varend in hetzelfde schuitje

De opkomst van de multipolaire wereldorde biedt de EU in dat opzicht een gouden kans. De samenwerking met wereldwijde middenmachten intensiveren biedt de wereld het enige alternatief voor Amerikaanse en Chinese dominantie. Waar China door zijn expansiedrift op veel weerstand stuit van vrijwel alle buurlanden, verliest Amerika door zijn agressieve koers in rap tempo bondgenoten over de gehele wereld. De EU kan in dit gat springen. In feite vormt dit De Derde Weg, die als bestemming strategische afhankelijkheid tussen middenmachten heeft.

Europa kan op deze manier dankzij haar economische omvang verworden tot een architect van de multipolaire wereldorde. 

Allereerst is de aard van de relaties voor de EU aantrekkelijk, daar middenmachten domineren noch gedomineerd willen worden. De belangrijkste gegadigden zijn het democratische Australië, Brazilië, Canada, India, Indonesië, Japan, Mexico, het VK en Zuid-Korea. Zij kunnen met een gezamenlijk jaarlijks BBP van een kleine €40,- biljoen een grote geopolitieke stempel drukken. Ook vormen zij aantrekkelijke partners voor het Mondiale Zuiden, wat potentieel zelfs China de wind uit de zeilen kan nemen in de samenwerking met ontwikkelingslanden. 

Gedeelde geopolitieke belangen moeten deze middenmachten langdurig bijeenbrengen. Onderlinge samenwerking moet dan ook nadrukkelijk meer zijn dan quick wins met nadelige effecten, zoals de Azeri-EU gasdeal. Hoog op de agenda prijken de opbouw van een gemeenschappelijke veiligheidsarchitectuur, vrije handelsroutes, afstemming in energie- en klimaatbeleid, AI en sociale media-regulering, en breken met onwenselijke dominantie van grootmachten. Wat mij betreft voegen we er gezamenlijk handels- en belastingbeleid aan toe. 

Afstemming kan wellicht onze beslisautonomie verkleinen, maar kan onze invloedssfeer in de rest van de wereld vergroten. Samenwerking op de genoemde thema’s zorgt voor een multiplier-effect van onze regelzettende macht. De wederzijdse afhankelijkheid brengt evenwichtige invloed met zich mee, die strategische autonomie laat liggen. 

Hechtere geopolitieke relaties aankopen bindt middenmachten blijvend aan een gemeenschappelijke agenda – wellicht uit ideologie, maar in ieder geval uit praktische noodzaak. Voordelig voor de EU is dat zij via haar handelspositie en door economische diversificatie te versterken in andere landen democratisering kan ondersteunen. 

Dit past goed bij het bestaansrecht van de EU: economische integratie leidt tot vrede. Het agressieve Rusland doet dit principe duidelijk wankelen. Toch is totale verwerping van ervan ten onrechte, gezien de wereldwijde afname van oorlog tussen met elkaar handeldrijvende staten. Daarnaast vermoed ik sterk dat het type handels- en afhankelijkheidsrelatie doorslaggevend is. Een gas- en olie gedomineerde economie wordt nauwelijks democratischer, en is ook meer geneigd tot militaire avontuurtjes. Een plausibele verklaring voor beide is een autocratisch regime met een economisch model, dat steeds meer middelen naar zich toe kan trekken. Zulke relaties moeten vermeden worden, maar evenwichtigere handelsrelaties kunnen zeker leiden tot meer vrede en wellicht zelfs wederzijdse opofferingsgezindheid.

Van het formele naar het informele

Tot slot, aan de hand van De Derde Weg kan de EU inspelen op de volgende drie trends in het multilateralisme. 

Een relatief nieuwe trend in het multilateralisme is de verschuiving van het formele en institutionele naar het informele, van organisaties als de VN, NAVO, Wereldbank, WTO, WHO en IMF naar lossere samenwerkingsverbanden als de G20, 3+1 EastMed, PESCO, SCO, G7 en BRICS. Zeker veel opkomende (midden)machten kunnen worden verleid nieuwe geopolitieke partnerschappen en verbanden te verkennen, buiten bestaande institutionele kaders en dominante machten om. Het zal wat onwennig aanvoelen, maar hier ligt veel geopolitieke potentie voor de EU.

Regionalisering

Een tweede trend is regionalisering, die een wereldwijde vlucht heeft genomen. Door geografische realiteiten, gemeenschappelijke veiligheidsrisico’s en (verlegde) handelsstromen zijn buurlanden steeds meer op elkaar aangewezen. Dit heeft geleid tot een sterkere regionale focus en integratie. De EU heeft als voorloper veel ervaring met regionale integratie, en kan de opgedane kennis en kunde inzetten om andere blokken te helpen. 

Vaak wordt de EU bekritiseerd vanwege haar trage besluitvormingsproces en dat het Kissinger niet duidelijk was wie te bellen, als hij Europa wilde bereiken. Minder belicht doch vele malen belangrijker is dat de EU een ongekende hoeveelheid informatie verwerkt en belangen afweegt bij het maken van beleid. Dit is op zichzelf al prijzenswaardig, maar eigenlijk ook essentieel in dit informatietijdperk en van grote meerwaarde voor alle lidstaten. Voor mij als economisch-bestuurskundige is dit de grote Europese succesfactor. Een troefkaart die wacht om gespeeld te worden door de EU. 

Compartimentering

Ten derde is er sprake van compartimentering in multilateralisme – wat betekent dat landen willen samenwerken op een heel specifiek gebied, maar dat dit niet per se hoeft te leiden tot een bredere of intensievere samenwerking op andere gebieden. Hier heeft de spillover-theorie, die stelt dat samenwerking op één terrein leidt tot spillovers naar andere terreinen, aan enige kracht heeft ingeboet. 

De EU moet leren zich hier pragmatisch, calculerend en soms zelfs transactioneel in op te stellen. Dit druist in tegen de institutionele logica, die de EU zo kenmerkt, maar is belangrijk in de nieuwe geopolitieke realiteit. In sommige gevallen mag de EU hier pragmatisch mee omgaan. In andere gevallen moet de EU het patroon van compartimentering doorbreken en het spel hard spelen. Dan moeten bijvoorbeeld Europese handelsvoordelen en investeringen voorwaardelijk gemaakt worden aan het opleggen van sancties aan Rusland, en bredere geopolitieke en veiligheidssteun. 

Hernieuwd multilateralisme in de multipolaire wereldorde

Ondanks anti-globalistische retoriek en opdoemende handelsoorlogen blijft er een veelbelovende toekomst voor verschillende vormen van multilateralisme. Te veel politici verschuilen zich achter multilateralisme wanneer zij hun beloften niet nakomen, maar vrijwel alle politici beseffen dat het realiseren van hun beloften zonder multilateralisme gedoemd is te falen. Terugtrekken uit multilateralisme in de fragmenterende wereldorde brengt een grote prijs met zich mee, voor zowel opkomende als gevestigde machten. 

Middenmachten biedt dit de uitweg voor Amerikaanse en Chinese dominantie. Als het kind van multilateralisme moet de EU De Derde Wegbereider worden.

Tijd voor Europa Amerika als architect van de multipolaire wereldorde te vervangen. 

Immers, er is maar één Amerika, en dat is Europa.

Laatste artikelen

Nieuwsbrief? Meld je aan