In de rubriek De Tien Geopolitieke Geboden laten wij beleidsmakers van alle niveaus – nationaal, lokaal en provinciaal – aan het woord. De centrale vraag: hoe beïnvloedt geopolitiek het Nederlandse openbaar bestuur. Deze keer is het de beurt aan Kennisgezant China van het ministerie van Buitenlandse Zaken, Marc Moquette. Wij zijn zeer vereerd met de komst van deze policy entrepreneur en conceptueel denker.
I. Geopolitiek betekent voor mij…
De eerste binnenkomer is natuurlijk dat het een samentrekking is van aarde en gemeenschap. Geopolitiek. Je hebt een gemeenschap, de polis. De politie en de politiek zijn allemaal afgeleid van hetzelfde woord. Dan heb je de aarde. Vervolgens gaat het erom hoe die verschillende gemeenschappen met elkaar op aarde kunnen leven.
Je kunt het nog iets nauwer maken. We zijn gewend om te denken in termen van staten, misschien ook markten en gemeenschappen. En die hebben allemaal formele instituties, die over elkaar heen buitelen. Dat spel tussen die instituties is een heel brede categorie. Die instituties zijn sociale instituties zoals het huwelijk, maar ook tankbrigades en ministeries van buitenlandse zaken. Die hebben we ontwikkeld dat spel goed te spelen en ons staande te houden. Dus dat zou mijn kerndefinitie van geopolitiek zijn.
Dan kun je het verder nog toespitsen als je het echt hebt over de statenpolitiek en de geopolitiek in engere zin, zoals beschreven door de W.R.R. in dat rapport over Nederland in de fragmenterende wereldorde. Dan gaat het echt over: je moet een robuust geopolitiek beleid voeren. En dat is de geopolitiek, die we uit de krant kennen en die ons leven steeds verder doordringt in vergelijking met 30 jaar of 20 jaar geleden.
Het was er altijd al, maar het is heel erg veranderd. En ik denk ook dat dat samenhangt met een aantal structurele dingen, die niet alleen geopolitiek zijn, maar die natuurlijk wel ‘uitspelen’ in de geopolitiek – zoals het overschrijden van de grenzen van de aarde, het overschrijden van de bepaalde sociale minimumstandaarden, waar mensen onderuit donderen.
II. Geopolitiek doet ertoe voor Nederland.
Ja, absoluut. We leven gewoon in een tijd die geopolitieker is geworden. A, omdat je gewoon ziet dat steeds meer van de argumenten, die in de Kamer worden gewisseld en in beleidsnota’s terechtkomen, een draai maken naar geopolitiek, variërend van onze kennisveiligheid tot onze klimaatveiligheid, van onze economische veiligheid tot onze – ik zou bijna zeggen – onze veiligheidsveiligheid.
Dat is het summum, omdat we ons bedreigd voelen. En ik denk dat we dat ook zijn. Dus in die klassieke enge betekenis van geopolitiek van concurrerende staten en markten is het spel nu heel snel aan het veranderen. Dat heeft te maken met de beleidsterreinen van alle twaalf ministeries.
Niemand ontsnapt daaraan. Dus ja, geopolitiek is buitengewoon belangrijk voor Nederland. Het is ook niet alleen maar een hobby voor defensie en buitenlandse zaken. Of voor nationale veiligheid. Het gaat veel breder. En dat is ook de uitdaging. Het doordesemt langzamerhand alles, maar het kan niet alles gaan doordezemen.
Dan gaan we te ver.
Een heel fundamenteel punt is dat degene die observeert ook zijn eigen werkelijkheid schept – dat hij niet los staat van die werkelijkheid. Niet iedereen beseft dit nog, maar die beweging is heel duidelijk ingezet. Ik zie het trouwens ook heel goed terug in niet-westerse verhalen, wetenschapsfilosofie of spirituele tradities.
Daar wordt heel anders gekeken naar hoe we onszelf zien als individu, als mens in die wereld en hoe we naar die ander kijken. Dat is ook een heel elementair onderdeel van geopolitieke analyse, maar die wordt zelden gemaakt. Geopolitieke analyse start nu eigenlijk pas, nadat we net als Descartes hebben vastgesteld van: ‘’we gaan nu even een vette analyse over de onderzeeboot-industrie van China maken’’.
Dan zijn we wijzer als we daarmee klaar zijn. En toch is dat niet het hele verhaal. Dat kan ook niet het hele verhaal zijn. Je moet ook naar jezelf kijken en die relatie met je rivalen onder ogen hebben. En dan ben je denk ik echt op een hoger plan bezig dan een klassieke geopolitieke analyse.
III. Nederland doet er geopolitiek toe.
Met iets meer vertraging dan de vraag hiervoor zeg ik ‘ja’, want natuurlijk doen we er geopolitiek toe. Ik denk ook als je een brede definitie hanteert er heel veel mogelijkheden en manieren zijn om er geopolitiek ‘toe te doen’. Een van die manieren is natuurlijk dat je medestanders en alliantiepartners zoekt, je niet de kaas van het brood laat eten in industriebeleid en defensie op orde hebt, en dat je daar veel meer dan voorheen acht opslaat en ook gewoon meters maakt.
Dat is één manier, maar dat is niet de enige manier. Ik denk ook dat er niet één manier is om aan die geopolitisering van de internationale betrekkingen te kunnen ontsnappen. Je kunt natuurlijk ook proberen op een andere manier in gesprek te raken met je rivalen. Wel zodanig dat je dan ook echt een contact maakt, dat je dus niet alleen maar in een onderhandelingssessie tarieven gaat zitten bespreken, want dan kom je niet zo ver. Maar meer fundamenteel met elkaar aan tafel gaat zitten. Daar moet je ook geen diplomaten en ambtenaren voor inzetten, maar filosofen, wetenschappers en anderen.
En dan ga je praten over wereldbeelden, divergerende wereldbeelden. Ik citeer hier het rapport van de W.R.R opnieuw. Ze hebben ook gezegd dat Nederland moet veel meer moet investeren in het aangaan van het gesprek over divergerende wereldbeelden. Waarom?
Niet, omdat dat betekent dat je je eigen wereldbeeld bij de vuilnisbak kan zetten.Nee, helemaal niet. Maar we hebben wel echt wel huiswerk te doen om ons te verstaan met wereldbeelden of kosmologieën, dat zie ik dan als een soort equivalent van dat begrip, die heel anders aankijken tegen hoe wij in deze geopolitieke puree zijn beland. En is dat lieve, humanitair gezinde, mensenrechten verdedigende Europa wel zo onschuldig?
Wij kunnen een initiatief starten om dat soort gesprekken naar ons toe te trekken. En ook het engagement tonen waar de WRR het over heeft. En ik denk dat dat is een onderdeel wat je je goed kan voorstellen Zodat Nederland zich ook op die manier een eigen profiel kan aanmeten en stappen kan zetten en van betekenis kan zijn om die geopolitieke spanning ook te hedgen.
We moeten ons natuurlijk niet alleen maar voorbereiden op de grote klap, dat moeten we óók wel doen, maar dat is niet alles wat we moeten doen. We moeten daarnaast nog iets doen en ik denk dat zo’n voorbeeld als dit een mooie aanvulling zou zijn. Dan wordt Nederland niet financieel, maar geopolitiek gezien wel twee keer zo belangrijk. Dat kan je ook enorm veel krediet opleveren in de diplomatie.
IV. Geopolitiek beïnvloedt mijn werk.
Ja, ik adem geopolitiek. Maar zoals je uit het antwoord op de eerste vraag hebt kunnen opmaken, probeer ik dat nooit hoger op te laten lopen dan de helft. Anders kan ik onvoldoende kritische distantie hebben ten opzichte van de dingen die moeten gebeuren.
Je wilt ook het grotere verband blijven zien. Waar ik me heel erg aan vasthoud, is een heel mooi boek, The Master and His Emissary van neuroloog Ian McGilchrist. In dat boek beschrijft hij eigenlijk, heel kort door de bocht:
We hebben een linkerhersenhelft en een rechterhersenhelft. En anders dan Kahneman en een hoop andere neurologen suggereren, zegt McGilchrist dat onze twee hersenhelften precies dezelfde scope hebben. Die houden zich dus met hetzelfde bezig. Dus het is niet zo dat de rede links zit en de emotie rechts, en dat soort onzin.
Maar ze doen het allebei op een geheel eigen manier. Er is maar één werkelijkheid, die moet geregeld worden. Die linkerhersenhelft houdt zich bezig met automatiseren – ‘waar staat mijn kopje thee?’, terwijl die rechterhersenhelft naar links kijkt en daar een aantrekkelijke dame voorbij ziet lopen, een boze baas of een tijger die mij op wil eten.
De linkerhersenhelft is bezig met ‘die thee moet naar binnen’, op de automatische piloot. Maar die rechterhelft is zich bewust van het grotere geheel. Dat is de balans die ik probeer op orde te houden voor mezelf. Het is gewoon een kwestie van mentale hygiëne voor mij. Ik probeer me altijd bewust te zijn van: is dit nou alleen maar linker hersenhelft en drijven we nou door?
Vatten we hoe dit kopje thee drinken – die tankbrigade erbij of dat operationele x of y’tje, dat we aan het regelen zijn – nog past in het grotere plaatje? Dat is die rechterhersenhelft. En dat is voor mij de samsam van mijn geopolitiek bewustzijn.
V. Mijn collega’s hebben ook met geopolitiek te maken.
Ja. absoluut. Ik voel mezelf ook echt heel bevoorrecht en gelukkig dat ik vanuit mijn ministerie, het ministerie Buitenlandse Zaken, met twaalf departementen intensief samenwerk. Dus ik maak dagelijks mee hoezeer geopolitiek al het beleid in al die departementen doordesemt. Misschien is het daarom ook wel zo dat ik zo probeer die balans te bewaren tussen die linker en die rechterhersenhelft. Elk ministerie staat zo onder druk van wat nú moet gebeuren, zoals politieke besluitvorming in de Kamer. Dit noem ik kleinpolitieke dynamiek, zeker niet uit een soort neerbuigendheid. Maar er moeten zaken geregeld worden. Daar staan die departementen voor. We hebben een kabinet, dat een akkoord heeft, dat uitgevoerd moet worden.
Dat is technische verhandeling. Dat is allemaal linkerhersenhelft. Wat ook moet gebeuren, is natuurlijk die context in de gaten houden en onze beweeglijkheid in die context. Om te zien of het nog wel zin heeft, wat we met z’n twaalf op de korte klap zitten te doen, gegeven grote transities waar we middenin zitten. Geopolitiek is er één van. Het is voor mij dagelijkse kost dat iedereen er tegenaan loopt. Dus daar heb ik gewoon nul twijfel over dit gebod.
VI. Ik weet waar ik mijn geopolitieke kennis vandaan kan en/of moet halen.
Dat vind ik een hele mooie vraag. Het antwoord is ja en nee. Ja, want we hebben nou 42 rapporten neergezet, dus die kennis is er wel. Maar vanuit het antwoord op de vorige geboden kun je je ook voorstellen, dat we eigenlijk altijd ergens twijfelen of we de juiste kennis naar binnen hebben gehaald.
Of we wel voldoende de verbanden zien in al die 42 single point optimalisation rapportjes. Precies hiermee gaan wij nu aan de slag in een project. Ik hoop dat dat binnenkort gaat starten. Het project onder de werktitel Cosmolab.
Dit is eigenlijk voortgekomen uit het besef in het China Kennis Netwerk bij de meest betrokken opstellers van onderzoek: we moeten al die losse puntjes blijven verbinden. Dan is het ook nodig om iets te doen wat niet in het gewone rapportage-repertoire zit. Dan moet je die kennis ook echt gaan halen van ver buiten je netwerk, met grote namen, al kan ik helaas nog niet zeggen wie. Dat zijn we nu aan het doen.
Die zijn ook allemaal geëngageerd voor wat wij doen. Dat zijn denkers uit, variërend van Duitsland tot de Verenigde Staten, van Japan tot China en India, die eigenlijk dat ene punt proberen te maken waar we het net over hebben gehad:
Je moet je engageren met andere wereldbeelden. Je moet ook buiten het domein van die heel legitieme, maar toch kleine politiek en kleine diplomatie, leren te verstaan met die andere wereldbeelden. Waar zitten die aanknopingspunten om tot een vergelijk te komen? Als je dat dan niet kan vinden via de diplomatieke onderhandeling of ambtelijke samenwerking, dan moet je soms buiten dit domein treden.
Dat zijn we nu aan het doen. Ik vind het héél spannend. Als het gebeurt, gebeurt het binnenkort en dan horen jullie er snel meer over.
VII. Ons openbaar bestuur kan beter anticiperen op geopolitieke ontwikkelingen.
Ja, al doen we het natuurlijk al echt een stuk beter dan we deden. We zijn gewoon wat wakkerder, wat bewuster van die geopolitieke uitdaging en het belang om dat ook echt integraal op te pakken. Ik vind het hele kennisnetwerk dat we hebben opgezet, na het rapport over ‘een nieuwe balans met China’ in 2019 een bewijs hiervan. Toch kan er nog meer gebeuren. Want ik denk dat het samenwerken als overheid ook vast zit aan een vrij formele structuur. Zo zijn we nou eenmaal gegroeid. En die is toch niet altijd geschikt om kennis te verdiepen of begrip van een bepaalde uitdaging te ontwikkelen. Omdat die daar niet voor is opgezet. Je kunt dus wel mensjes bijplussen in die bestaande structuur.
En dat is ook belangrijk dat we dat doen. En dat werkt ook wel. Maar er is denk ik meer nodig. Je zult ook naar andere structuren moeten van samenwerking. En daar, opnieuw denk ik dat Nederland daar best een rol in kan spelen Juist omdat we bestuurlijk, interbestuurlijk ook, vrij flexibel zijn. Het raakt een beetje aan het punt van het Cosmolab of aan het punt dat je met divergerende wereldbeelden moet communiceren.
Dat geldt eigenlijk ook binnen de overheid. Dus dat je een communities of practice krijgt, niet alleen zoals dat China-kennisnetwerk, maar gewoon ook het trans-Atlantisch netwerk, een Europees netwerk of een regionetwerk. Diepgaande regiokennis is hierbij cruciaal.
VIII. Geopolitiek vergt nieuwe manieren van denken en samenwerken.
Ja, een hartgrondig, ja. En daar zijn we dus ook mee bezig.
Misschien moeten we eerst zeggen dat we dan in ieder geval niet moeten stoppen met de dingen die goed zijn. Dingen die belangrijk zijn en die we ook nodig hebben om die nieuwe manieren van denken en samenwerken te kunnen ontwikkelen. We lopen tegen bezuinigingen aan. Dat is pijnlijk. De korte opinie daarover is dat dat kortzichtig is. Ik ben heel blij dat het China Kennis Netwerk met een miljoen per jaar nog gewoon staat.
Maar een hoop van mijn collega’s zijn hun budget kwijt. En dat gaat dan maar over een ton of over €50.000. Dat is natuurlijk wel belastinggeld, maar je moet in het oog houden hoe belangrijk het is om als Nederland, geopolitiek en anderszins, internationaal te kunnen bewegen.
Je moet investeren, financieel en in kennis, zodat je je met bepaalde regio’s kunt verstaan. Datzelfde geldt natuurlijk voor bepaalde kennisdomeinen. We hebben ontzettend veel economen en international, political economy people. Maar een filosoof is niet te vinden, dat doen we niet.
Dan over regio’s. China Kennis Netwerk is denk ik een mooi voorbeeld van hoe we te laat te weinig hebben gedaan om China-kennis in het buitenlandsbeleid een plek te geven. Want in de jaren negentig was het nog allemaal fris en vrolijk en iedereen rijk. Dus dat was een heel prettig perspectief. Toen had je al die regio-kennis niet nodig, want we waren toch allemaal geld aan het verdienen.
Nou, we zijn daar natuurlijk toch wel een beetje van een koude kermis thuis gekomen. Hetzelfde geldt nu, niet altijd even massief als de uitdaging van China, maar als wij ons in een steeds uitdagende wereld goed willen verhouden tot landen als Indonesië of India bijvoorbeeld, of Brazilië of Zuid-Afrika, ontkom je niet aan het nodig hebben van een startpunt dat je die regio’s ook kent. Mensen in huis hebt, die de regiokennis naar binnen kunnen brengen en ook gewoon kunnen toepassen.
IX. Ik kan geopolitieke, theoretische kennis vertalen naar praktisch relevante informatie.
Ja. Ja, helemaal, maar dat is niet zo makkelijk om dat collectief te doen. We denken dat we het allemaal heel goed beheersen, maar als we dan samen gaan zitten en je wilt een iets steviger grondslag hebben om theoretische concepten goed toe te passen op een praktische situatie, zodat je er ook mee vooruit kunt in je beleid, dan is een conversatie heel moeilijk. Gisteren zat ik toevallig in een scenario-sessie bij de WRR. Daar merk je dat, afhankelijk van de vragen die je stelt in de subgroep waar je bij aanschuift, je in een bepaalde richting gestuurd wordt. In een groepje economen bijvoorbeeld, ontstaat er al snel een neoklassiek feestje. Dit leidt vaak tot een duidelijke, voorspelbare benadering, bijvoorbeeld voor het aanpakken van de afname van Poolse immigranten in Nederland. Vanuit dat economische oogpunt komt er dan een smalle, technische analyse naar voren.
Anders is het wanneer je een geopolitiek veiligheidsanalist spreekt; die denkt vooral in termen van spionage, militaire middelen, hulpbronnen en de strategische “sea lines of communication.” Ook dit is weer een beperkt perspectief.
Het punt is natuurlijk dat je juist die verschillende invalshoeken, en de kennisdisciplines die deze perspectieven onderbouwen, met elkaar wilt verbinden.
Iemand als John Vervaeke, een hele mooie Canadese prof, die heeft een boek geschreven over awakening to the metacrisis geloof ik. Die is ook een groot voorvechter van het begrip thin description. Dus dan moet je zo’n geopolitiek analist en zo’n economisch analist en een regio-analist en een talenspecialisme die moet je met elkaar kunnen laten praten.
Niet iedereen kan dat. Als je gewend bent om in jouw beperkte kringetje van neoklassieke economen te opereren, ontstaat er al snel een “thick description”: een intense verdieping binnen een kleine, beperkte focus. Dat leidt vaak af van het grotere plaatje, iets wat we al te vaak doen.
In het China Kennis Netwerk (CKN) gaat het juist goed, omdat we intensief samenwerken en het belang inzien van intellectuele bescheidenheid bij verschillende disciplines aan tafel. Veel mensen in de rijksorganisatie, en waarschijnlijk ook aan de universiteiten, zijn hier minder goed in. Het komt neer op de vraag: waarom zit je aan tafel? Gaat het om jouw drie bullet points voor de minister, of om samen de situatie beter te begrijpen?
X. Ik smijt uit.
Ik sluit graag af met de wens dat het China Kennis Netwerk (CKN) nog lang mag bestaan en zich verder kan ontwikkelen. Er zijn enkele punten die ik hierbij wil benadrukken. We bespraken al het belang van Cosmolab en van thin description – een samenwerking tussen verschillende perspectieven, waarvoor we een specifieke cultuur ontwikkelen. Dat is nog pril, maar cruciaal.
Daarnaast zie ik een tekortkoming in onze structuur binnen het openbaar bestuur. Het CKN richt zich niet alleen op de twaalf ministeries, maar ook op provincies en steden, die hun eigen uitdagingen en beperktere capaciteit hebben. Neem de stedenbanden met China; je kunt ze verbreken vanuit geopolitieke overwegingen, maar dat zou ook communicatielijnen afsluiten.
Geopolitiek gezien is afstand nemen begrijpelijk, maar we moeten niet vergeten dat sommige uitdagingen ons juist met China verbinden, net als met Europa en de VS. Dat vraagt om diversificatie en het openhouden van kanalen. Momenteel schiet het netwerk daarin tekort. Het CKN draait vooral op goodwill en heeft versterking nodig, zodat we de “all of government, all of society” benadering werkelijk kunnen realiseren.